Er loopt een mysterieus lijntje van zingen naar zin: zin hebben, plezier hebben, zin hebben in. Maar ook: zin geven, zin ervaren, het leven als betekenisvol ervaren. Dit lijntje fascineert me. Wat brengt zingen mij dan? Wat geeft het mij? Wat brengt het teweeg?
Pas tegen mijn 40e ben ik begonnen met zingen. En dat bedoel ik letterlijk: tot die tijd zong ik niet. Ik herinner mij dat ik als kind al playbackte wanneer we in klas 2 van de lagere school kinderliedjes zongen. Ik weigerde te zingen, EN ik schaamde me daarvoor: ik wilde vooral niet dat anderen merkten dat ik niet durfde te zingen.
Terugkijkend speelden er twee even sterke gevoelens. In de eerste plaats de onmogelijkheid om mijzelf tot zingen te bewegen: ik voelde een diepe schaamte die mij daarvan weerhield. Ik voelde mij volkomen belachelijk als ik zong, dat kon ik echt niet. Maar tegelijk, paradoxaal genoeg, schaamde ik mij er evenzeer voor dat ik níet zong. Ook dat maakte mij belachelijk. Zingen was, kortom, best wel beladen.
Voor mij was het duidelijk geen kwestie van gezellig met elkaar liedjes zingen, zoals het toch echt wel was bedoeld op de lagere school: voor mij ging het over iets belangrijks, iets wezenlijks. En dan ook nog iets waar ik niet aan kon voldoen. Ik heb lang gedacht dat het aan mij lag, dat ik de enige was met dit rare probleem. Maar ik ben mij met de jaren gaan realiseren dat ik dan wel wat extreem reageerde, maar dat veel mensen zingen spannend vinden. Misschien zegt mijn reactie daarom ook iets over wat zingen is, en wat het met ons doet.
Het bleef mij altijd hinderen dat ik niet zong. Ergens voelde ik dat daarmee iets wezenlijks van mezelf opgaf, dat ons vermogen om te zingen iets is dat we van nature meekrijgen, als een geboorterecht, gewoon omdat we mensen zijn. Het voelde alsof mij iets was afgepakt.
Vele jaren later kroop het bloed dan ook waar het niet gaan kon. Ik reageerde op een advertentie in de Volkskrant en schreef me in voor 6 zanglessen. Iedereen kan zingen- zoiets was de strekking. Met zo’n 20 andere mensen kwam ik terecht in een penthouse in Amsterdam Noord, waar een grote piano stond met pianist. De aanpak van de lerares, een ervaren operazangeres met aanleg om les te geven, was bijzonder. Al in de eerste les stond ik in mijn eentje voor de groep, het klamme zweet in mijn handen, solo een liedje te zingen. La Vie En Rose, geloof ik. Je moet het verhaal, het liedje ver-tèl-len, zo hield de lerares ons voor. En: Je kunt een liedje alleen zingen als jij er iets mee hebt. Sommige liedjes kun je niet zingen, je zingt vals, gewoon omdat je er niet achter staat: omdat het niet jouw verhaal is. Aha, dat kon dus ook! En de joker: iemand anders uit de groep werd gevraagd om dicht tegenover de zanger te komen staan, diegene in de ogen te kijken, en steeds maar te laten voelen: ik wil jouw lied, ik verlang naar jouw lied. En verdomd, het werkte! Niet alleen lukte het mij om het liedje te zingen, al gauw zonder deze steun en voor de rest van de groep, als een publiek opgesteld. Ik merkte dat ik dan wel ongeoefend was, maar dat ik, als ik mijn ‘verhaal’ voor ogen hield, heus niet vals zong, en dat mijn lied een heel eigen schoonheid kreeg. Na 3 sessies durfde ik eindelijk mijn ogen een klein beetje open te doen – tot mijn verbijstering zag ik toen dat verschillende mensen duidelijk zichtbaar meegevoerd werden door mijn lied … Bij andere mensen, wanneer zij zongen, kon ik dat trouwens ook ervaren, maar dat ik daar zelf oorzaak van zou kunnen zijn had ik nooit gedacht. Aan het eind van mijn lied stond ik te trillen op mijn benen. En de juf zei nuchter: ja, zo voelt dat, als je echt in contact bent. In die tijd was ik nogal depressief. Maar als ik terugkwam van deze zanglessen voelde ik mij gelukkig, licht, levend. Ik voelde mij verbonden.
Toen deze lessen stopten en ik op zoek ging naar een alternatief bleek dat niet mee te vallen. De nadruk lag op hoe je je adem moest gebruiken, op hoe je bepaalde tonen moest maken, op van alles maar niet op mijn beleving, mijn verhaal, op zingen als een manier om je te uiten. Maar ik had ervaren hoe die beleving me nu juist bij mijn lied bracht, bij mijn gevoel daarbij, en van daaruit als vanzelf bij de juiste tonen. Dat was van een eenvoud en een directheid die ik niet los wilde laten. Voor mij voelde, en voelt, deze natuurlijke koppeling als de essentie van zingen.
Getriggered door Claudia de Breij die mij raakte met een lied uit haar show Hete Vrede ontdekte ik de zangpresentatie lessen van kleinkunstopleiding Selma Susanna. Deze lessen hebben ook als uitgangspunt dat het gaat om het koppelen van je eigen gevoel, je lichaam, je stem en je lied: dat is wat je als kleinkunstenaar nodig hebt om je publiek te bereiken en te raken. Daar leerde ik meer over hoe dit werkte, en ik begon het toe te passen in mijn eigen coachingswerk. Want zingen blijkt niet alleen leuk en uitdagend, het is ook een prachtige en fijne manier om te groeien als mens. In je diepste zijn, en dus ook in hoe je overkomt, hoe je je presenteert: kortom in je professionaliteit.
Daarna herkende ik deze manier van kijken in de opleiding Stembevrijding die ik bij Jan Kortie ben gaan volgen. Die leerde mij nog veel meer over zingen als bron en motor van innerlijke groei. Deze kennis en ervaring verwerk ik in de trainingen en coaching die ik, samen met kleinkunstenaar en –docent Liekje Welten, aanbied vanuit De Kunst van Wel.
Als ik nu, met deze kennis en ervaring op zak, terugkijk naar mijn penibele momenten op de lagere school, wat vertellen mij die dan over zingen en zingeven?
De schaamte die mij ervan weerhield om te zingen, en die velen zullen herkennen, kan ik nu veel beter plaatsen. Ik voelde haarfijn aan dat ik, door te zingen, mijzelf in al mijn naaktheid liet zien – en daar rustte een groot taboe op. Sowieso, om dat te doen, om die ruimte in te nemen. Maar ook, om mij bloot te stellen aan het oordeel van anderen. En aan mijn eigen oordeel. ‘Niet goed genoeg’. En een oordeel over mijn zingen, dat is een oordeel over mij. ‘IK ben niet goed genoeg’. Bam! Au!
En de schaamte die ik voelde omdat ik NIET zong heeft me ook mijn hele leven achtervolgd – en aangespoord om uiteindelijk toch de stap te zetten. Deze schaamte kwam voort uit een diep, ingebakken besef dat zingen mij menselijk maakt … dat het mij in contact brengt met iets heel bepalends voor wie ik ben. Dat bepalende is niet dat ik een zangeres ben (dat ben ik niet), maar dat ik laat horen, laat zien en laat voelen wie ik ben. Dat ik daar trouw aan ben en mijn best doe om te geven wat ik te geven heb. En dat ik dus echt iets laat liggen als ik mij daarvoor afsluit.
Nu pas, nu ik ook mijn actieve leven hiermee aan het verenigen ben, nu ik gehoor geef aan deze oproep om mezelf te laten horen, mijn geluid te laten klinken – in letterlijke, maar vooral ook in figuurlijke zin – nu voel ik iets van rust en tevredenheid komen over waar ik sta in het leven, over het pad dat ik loop. Het klopt, meer en meer. En ik ben blij dat ik deze kennis en deze ervaring door kan geven aan anderen, hen verder kan helpen op hún weg.
Het laat mij zien dat zingen en zin op een heel intieme manier met elkaar verweven zijn, niet per ongeluk, maar naar hun aard ….